Een uitdaging voor iedere coach…

Al weer een tijdje geleden was ik in het VU voor het bezoeken van een open dag, alwaar we o.a. een presentatie kregen door een hoogleraar in de coördinatiedynamica. Hij houdt zich met name bezig met de rol van waarneming en cognitieve kennis bij sporters. Zo onder andere dus ook met vraagstukken zoals: Bij welke instructies van een coach of trainer is een sporter het meest gebaat? Dus u kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen dat ik op het puntje van mijn stoel ging zitten.

Volgens hem zijn een aantal factoren van belang die het verschil maken tussen een top-topsporter en een minder-goede-topsporter.

De motivatie van de sporter noemde hij als de belangrijkste. De motivatie om het op te brengen om telkens maar te trainen en om door te blijven gaan wanneer het een keertje tegen zit. Want hoe je het ook wendt of keert je wordt nooit beter als je niet voldoende intensief traint.

Daarnaast had hij het over het vermogen om bepaalde bewegingen zichzelf eigen te maken. Waarmee hij eigenlijk impliceerde dat je het beste kan trainen door de benodigde bewegingen die je tijdens wedstrijden maakt ook in de training te oefenen. Waarbij hij met name ook de variatie in de bewegingen en oefeningen benadrukte.

Zo vertelde hij ook dat wat sporters zichzelf hebben aangeleerd vaak veel langer blijft hangen en vaak effectiever is dan wat ze aangeleerd is louter op basis van verbale instructies van een coach. Waarbij ik me gelijk al ging afvragen: “wat doe ik dan nog als trainer coach voor zo’n groep?”   😉

Het idee hierachter is dat wanneer je zelf ervaart wat de oplossing voor jouw probleem is, dit cognitief beter blijft plakken dan wanneer een ander jou de oplossing aanreikt. Mensen vinden het ook prettiger zichzelf iets te leren. Coaches hebben in zijn ogen vooral de taak om die leerprocessen te faciliteren en niet op een manier te trainen waarbij de coach zijn kennis in de pupil giet.

Hij noemde tevens het bestaan van een bewegingsideaal als een van de valkuilen bij het aanleren van vaardigheden in de sport. Dat ideaal schrijft voor hoe de beweging uiteindelijk uitgevoerd dient te worden. De training is er dan op gericht dat ideale bewegingspatroon zo dicht mogelijk te naderen. Tijdens de training gebeurt dat vaak door monotone herhaling, het zogenoemde “drillen”. Waardoor verleren de meeste mensen nooit hoe ze moeten fietsen? Doordat het vaardigheden zijn die ze zich vergaand zonder trainer eigen hebben gemaakt.

Tot zover de presentatie van de hoogleraar. En u kunt zich misschien wel voorstellen dat dit verhaal mij een paar slapeloze nachten heeft bezorgd.

Want hoe moet je dit in de praktijk brengen na een weliswaar door onze jonge honden met 6-3 gewonnen wedstrijd tegen Badhoevedorp, maar wel een wedstrijd waarin in mijn ogen nog zoveel dingen voor verbetering vatbaar zijn. Want hoewel ik heel erg trots op onze dames ben op wat ze tot op heden geleerd hebben, zijn er toch nog wel een aantal dingen die ze nog moeten leren.

En hoe doen we dat zonder ze te drillen, zonder van onze jonge honden dezelfde trainingsarbeid te verlangen als van een topsporter, zonder telkens dezelfde monotone oefeningen, zonder ze de ideale beweging aan te leren en zonder onze kennis in de sporter te gieten? Wat dat betreft nog best een leuke uitdaging voor ons coaches…

Geschreven door: Kees van den Berg